Probleemstelling

Waarom Kaatje Klank?

De methodiek ‘Kaatje Klank’ is ontworpen met als doel de auditieve vaardigheden, het klankbewustzijn en de spreekvaardigheden van vierjarige kleuters te stimuleren in functie van het voorbereidend lezen (ontluikende geletterdheid). Deze vaardigheden zijn van cruciaal belang voor de ontwikkeling van het technisch lezen in het lager onderwijs. Een goede leesvaardigheden is namelijk een voorwaarde voor succes in de school als in de huidige en toekomstige samenleving.

Alle kleuters naar de logopedie!

“Alle kleuters naar de logopedie”, kopt De Standaard (04/05/2011) “Vooral kleuters hebben blijkbaar steeds meer spraakstoornissen.” In twaalf jaar tijd is het aantal terugbetalingen voor logopedie met bijna 44 procent gestegen; goed voor meer dan 70 miljoen euro uitgaven in 2010 (Klasse voor leraren, 11/2011). In 1997 heeft elf procent van de vijfjarigen articulatieproblemen (Stes, 1997, 2005). De recente RIZIV-cijfers tonen dat de prevalentie van spraakstoornissen is gestegen. Guido Sauwens, directeur van de Basisschool Heilig Graf (Bilzen), bevestigt dit: “Onze school laat alle vierjarige kleuters jaarlijks klassikaal screenen, zoals in heel veel scholen in Limburg. Op basis van de resultaten van de screening zou zowat een kwart van onze kleuters logopedie moeten volgen” (Klasse voor leraren, 11/2011).

Meer spraakproblemen bij anderstaligen

Bij anderstalige kinderen komen taalontwikkelingsproblemen op jonge leeftijd nog frequenter voor. Veel allochtone kinderen starten in het basisonderwijs met een taalachterstand in het Nederlands (Cox, Nannes, & Schulte, 2011) die zich kenmerkt door een beperkte woordenschat, grammaticale problemen en hardnekkige fouten tegen het klanksysteem van het Nederlands (Appel, Kuiken, & & Vermeer, 1997; Boerenboom, 2011). Dit is te wijten aan de verschillen tussen het Nederlandse klanksysteem en het klanksysteem van hun moedertaal. Zo bevat het Nederlands een groot aantal klinkers, tweeklanken, zoals /ui/, /ei/ en /au/, en medeklinkerclusters, zoals schr- in schrijven, -rtst in kortst, str- in strand en –ngst in langst. Veel andere talen stellen het met veel minder klinkers, tweeklanken en medeklinkerclusters. Wanneer in de moedertaal van de kleuter geen onderscheid gemaakt wordt tussen korte en lange klinkers, bv /o/ in bot en /oo/ in boot, dan is de kans reëel dat de kleuter deze twee klinkers door elkaar gebruikt in het Nederlands. 

Gevolgen

Deze praakproblemen kunnen een weerslag hebben op de sociale en emotionele ontwikkeling (Guralnick,1997). Er is een bovendien verband gevonden tussen leesproblemen en spraakstoornissen (o.a. Catts, 1997; Foy & Mann, 2012; Peeters e.a., 2009; Raitano e.a., 2004; van Druenen e.a., 2012). Bij 2- tot 5-jarigen is er een verband tussen de correctheid waarmee spraakklanken uitgesproken worden en het fonologisch bewustzijn (McDowell, Lonigan, & Goldstein 2007). Dit fonologisch bewustzijn is op zijn beurt een belangrijke voorspeller voor het lezen (Vernooy, 2007; Vloedgraven, 2008). Bovendien blijkt de spraakontwikkeling ook een kritische factor voor de spellingsverwerving (Lewis e.a., 2006). En “een goede leesvaardigheid” is een voorwaarde voor succes in de school als in de huidige en toekomstige samenleving. Als kinderen niet goed leren lezen, zijn ze begrensd in hun mogelijkheden op allerlei terreinen. Bovendien hebben ze een lager zelfvertrouwen en een lagere (leer)motivatie” (Vernooy, 2007).

Vroege interventie loont!

Almost & Rosenbaum (1997) stellen vast dat vroege taalinterventie van kleuters met spraakstoornissen resulteert in betere spraakvaardigheden. Studies over het effect van vroege taalinterventie duiden daarenboven ook op verbeteringen in de communicatieve en sociale vaardigheden van de kinderen (voor een overzicht zie Guralnick,1997). Een logopedische interventie gebeurt pas nadat het spraakprobleem echt hardnekkig bleek. Hieraan gaat een lange periode vooraf waarin het spraaksysteem zich anders of trager ontwikkelt, maar waarin de omgeving van het kind een afwachtende houding aanneemt. Het zou nochtans effectief kunnen zijn om dan al het spraaksysteem op speelse wijze in een klassituatie te sturen. Dat preventie werkt, werd reeds voor andere taalvaardigheden bewezen: uit het recente literatuuroverzicht van Bonset & Hoogeveen (2012) blijkt dat training van het fonologisch bewustzijn (klankbewustzijn) een positief effect heeft op het aanvankelijk leesproces en dat training effectiever is naarmate men er vroeger mee begint. Bovendien leiden frequentere trainingssessies en sessies in groepsverband tot betere resultaten. Wanneer kleuteronderwijzers dus veel aandacht besteden aan het fonologisch of klankbewustzijn, kunnen latere leesproblemen in het basisonderwijs voorkomen of toch afgezwakt worden (zie de Blauw e.a., 2008; Wentink, Verhoeven & van Druenen, 2008/2010). Omdat er een verband is tussen de accuraatheid waarmee spraakklanken uitgesproken worden en het fonologisch bewustzijn, verwachten we een gelijkaardig effect op de het fonologisch bewustzijn en de vroege leesvaardigheden wanneer kleuteronderwijzers vroegtijdig en regelmatig aan spreek- en luistervaardigheden werken.